Dit verhaaltje is hilarisch ....
Elke vrouw kent het: je gaat naar het toilet in een openbare gelegenheid en er staat onvermijdelijk een hele rij wachtenden. Dus je glimlacht beleefd en gaat in de rij staan. Als het dan eindelijk jouw beurt is, kijk je onder de deuren van de hokjes of je voeten ziet. Elk toilet is bezet, maar uiteindelijk gaat er een deur open en je rent naar binnen, waarbij je de buitenkomende vrouw bijna omver loopt.
Als je eenmaal binnen bent, ontdek je dat het slot kapot is, maar het kan je niet meer schelen, want je doet het bijna in je broek. Er hangt een automaat met papieren wc-brillen, maar die is leeg.
Er is geen haak om je tas aan op te hangen, dus je hangt hem voorzichtig om je nek, trekt je broek naar beneden en neemt “de houding” aan. In die houding beginnen je slappe dijspieren te trillen.
Je zou graag gaan zitten, maar je had geen tijd om die bril af te vegen, dus je blijft in “de houding” staan.
Om je gedachten af te leiden van je trillende dijspieren steek je je hand uit naar de toiletrolhouder, die - o horror – leeg blijkt te zijn. Je dijen beginnen nog harder te trillen.
Je herinnert je het minieme papieren zakdoekje waarin je gisteren je neus hebt gesnoten, en dat nog in je tas zit – diezelfde tas die nu loodzwaar rond je nek hangt en je schouderkramp geeft.
Dus draai je je arm in een onnatuurlijke stand en begint in de diepe, donkere krochten van je tas te zoeken naar dat gebruikte papieren zakdoekje ter grootte van een duimnagel.
Iemand duwt tegen je deur en omdat het slot kapot is, slaat die tegen je hoofd, dat naar voren gebogen is door het gewicht van je tas, en je valt achteruit. "Bezet!” roep je, en je duwt tegen de deur en laat het kostbare verkreukelde zakdoekje dat je net opgediept had, in een onbestemde plas op de grond vallen. En dan verlies je je evenwicht en trekt de zwaartekracht je neer…
Op de toiletbril. Die is nat, natuurlijk. Je schiet overeind, maar je weet dat het te laat is. Je blote achterwerk is in contact gekomen met elke denkbare microbe die op de bril is achtergebleven.
Intussen is de automatische sensor achter het toilet zo in de war dat hij doortrekt, en een stroom water als door een windhoos de pot instuurt, waarbij een fijne mist van water langs je benen loopt – samen met de microben van de bril – tot in je ondergoed, die op je enkels hangt.
Na het doortrekken wordt alles met zo’n kracht naar beneden gezogen dat je je vast moet houden aan de lege toiletrolhouder voor het geval je zelf ook de riolering wordt ingetrokken.
Op dat moment geef je het op.
Je bent kletsnat van het spoelwater en de natte wc-bril.
Je bent uitgeput.
Je probeert jezelf af te vegen met het hulsje van een reepje kauwgom dat je in je zak gevonden hebt, en beweegt je dan zo onopvallend mogelijk naar de wastafels.
Je weet niet hoe je de kraan moet bedienen en wrijft je handen dus snel en dankbaar onder de twee druppels water die eruit komen.
Je gaat naar het handdoekenapparaat, langs de rij vrouwen die nog staan te wachten, maar die is natuurlijk leeg. Dus ga je naar de handdroger, die ook al niet blijkt te werken.
Je voelt je niet meer in staat om beleefd naar de vrouwen te lachen, maar je voelt een zwijgend onderling begrip. Een vriendelijke ziel aan het einde van de rij wijst je erop dat er een stuk toiletpapier aan je pump hangt. (waar was dat toen je het nodig had?)
Als je buiten komt, zie je je vriend, die al eeuwen geleden het mannentoilet gebruikt heeft en weer buitenstaat. Die zegt geïrriteerd: “Nou, dat heeft wel heel lang geduurd. En waarom hangt je tas om je nek?”
Dit stukje is bedoeld voor mannen, die hiermee eindelijk weten waarom wij zo lang op het toilet blijven. Het geeft ook meteen antwoord op de vraag waarom vrouwen altijd met zijn tweeën naar het toilet gaan. Simpel: omdat er dan tenminste iemand is die de deur kan dichthouden, op je handtas kan letten en je een stuk papier kan aanreiken onder de deur.