Wanneer God Adam en Eva geschapen had, zei hij hen:
"Ik heb nog twee geschenken over:
Het eerste geschenk is de kunst om rechtstaand te kunnen plassen en ....."
Adam onderbrak hem en riep:
"Oh, Heer, a.u.b, mag ik dat geschenk hebben !!!
“Oh, ja, Heer, dat zal mijn leven veel gemakkelijker maken!
A.u.b. Geef het aan mij !!!"
Eva zei dat het voor haar niet belangrijk was.
En zo gaf God het geschenk aan Adam,
die zot van blijdschap begon te roepen.
Hij rende overal rond in het Aards Paradijs,
plaste tegen elke boom en struik die hij tegenkwam,
liep naar het strand alwaar hij plassend
tekeningen maakte op het zand ....
Op die wijze manifesteerde hij zijn groot geluk!
God en Eva keken hem na.
Toen vroeg Eva:
"Heer, wat is het andere geschenk?"
En God antwoordde:
"Hersenen, Eva ! Hersenen ! En die zijn voor jou !!!!